Bibob

Het gemeentebestuur wilt graag zaken doen met integere partijen. De Wet Bibob is een middel om te beoordelen of de gevraagde vergunning naar een integere partij gaat. De vergunningaanvraag voor (bijvoorbeeld) de exploitatie van een horecabedrijf wordt daarom, op grond van het Bibob-beleid, aan de Wet Bibob getoetst.

Wanneer een Bibob-toets?

Zodra uw vergunningaanvraag compleet (ontvankelijk) is verklaard, wordt uw aanvraag inhoudelijk beoordeeld. Daarbij vindt in bepaalde gevallen een zogenoemde bibob-toets plaats. Dit begint met een eigen onderzoek door de gemeente. Binnen dit onderzoek wordt gekeken of de vergunning mogelijk (mede) is aangevraagd voor het plegen van strafbare feiten of het benutten van uit misdrij verkregen voordelen. Geeft dit onderzoek niet voldoende uitsluitsel over de mate van gevaar? Dan kan het college van burgemeester en wethouders óf de burgemeester een adviesaanvraag indienen bij het Landelijk Bureau Bibob.

In welke gevallen een Bibob-toets?

Een Bibob-toets wordt uitgevoerd bij diverse en bij beleid bepaalde vergunningprocedures, subsidie-aanvragen, overheidsopdrachten en vastgoedtransacties en als daar bijvoorbeeld aanleiding voor bestaat volgens de Bibob-beleidslijn

Categorieën vergunningen Bibob-toets:

  • De beschikkingen op grond van de APV:
    • De evenementen als bedoeld in Art. 2:25 APV, en voor zover het een vechtsportgala betreft en niet aangesloten bij het NOC/NSF, een evenement waarbij een outlaw motor cycle gang is betrokken of een voor de gemeente nieuw grootschalig evenement (zoals dance-evenementen);
    • Horeca-exploitatievergunningen;
    • De vergunningen voor speelgelegenheden als bedoeld in artikel 2:39 APV;
    • Seksinrichting / escortbedrijf als bedoeld in artikel 3:4 APV.
  • De beschikkingen op grond van de Alcoholwet:
    • Aanvraag als bedoeld in artikel 3 Alcoholwet, niet zijnde een paracommerciële horeca-inrichting: dus enkel voor commerciële horecabedrijven en slijtersbedrijven.
       
  • De beschikkingen op grond van de Algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo):
    • waarbij sprake is van een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef onder a van de Wabo (bouwen van een bouwwerk), en de bouwsom hoger ligt dan €500.000,00.
    • waarbij sprake is van een van de risico-categoriëen ongeacht de hoogte van de bouwsom: Horeca- en seksinrichtingen, Outlaw motorcycle gangs en kamerverhuur
       
  • De beschikkingen op grond van de Wet Algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo):
    • waarbij sprake is van een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef onder e van de Wabo (d.w.z.: oprichten, veranderen of veranderen van de werking of het in werking hebben van een inrichting of mijnbouwwerk / activiteit inrichtingen Wet Milieubeheer) én sprake is van één van de genoemde risico-categorieën, zoals de transportsector, vuurwerkhandel. herstelinrichtingen voor motorvoertuigen, op- en overslagbedrijven en afvalbedrijven. Zie voor de totale lijst: Bibo-beleidslijn.
       
  • Naast bovenvermelde gronden vindt voor de in het beleid genoemde – al dan niet reeds verleende – beschikkingen of aanbestedingen een Bibob-toets plaats wanneer:
  • Sprake is van ambtelijke informatie en/of informatie afkomstig uit één van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC en/of vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in de artikel 11a en 26 juncto 11 van de Wet Bibob, die een aanleiding vormen tot een vermoeden dat de beschikking zal worden gebruikt als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob;
  • er aanleiding is om actief navraag te doen bij het Landelijk Bureau Bibob en daaruit blijkt, dat tegen de betrokkene, in de afgelopen twee jaar advies is uitgebracht of een adviesaanvraag in behandeling is genomen bij het Landelijk Bureau Bibob;
  • bekend wordt, dat tegen betrokkene in een andere gemeente bij een Bibob-toets een ernstige mate van gevaar is geconstateerd en aan betrokkene alhier een soortgelijke beschikking is verstrekt. In geval aan betrokkene in meerdere gemeenten binnen het samenwerkingsverband RIEC eerder al een soortgelijke beschikking is verleend, zal het bestuur het RIEC om coördinatie in de Bibob-toets verzoeken.
Het verloop van de Bibob-procedure

In de beleidslijn genoemde gevallen zal een aanvrager (de betrokkene), naast de gebruikelijke aanvraagformulieren, de Bibob-vragenformulieren dienen in te vullen. Deze zal hij vervolgens moeten inleveren bij het verantwoordelijke college van B&W van de aangevraagde vergunning; dat wil zeggen het college van burgemeester en wethouders of de burgemeester van de gemeente Zwijndrecht. Daarbij dienen ook de documenten te worden gevoegd die in deze vragenformulieren zijn vermeld en/of bij de uitreiking van de formulieren door of namens het bestuursorgaan zijn genoemd. De Bibob-vragenformulieren bevatten in elk geval de in artikel 7a, tweede lid van de Wet Bibob genoemde vragen zoals de wijze van financiering. Daarnaast kunnen aanvullende vragen gesteld worden, die het college van B&W zo goed mogelijk in staat stellen om het eigen onderzoek te kunnen verrichten.
​​​​
Avorens het eigen onderzoek naar het zich voordoen van een van de weigeringsgronden als bedoeld in artikel 3 van de wet wordt gestart, zal een aanvraag eerst beoordeeld worden conform de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht en de reguliere weigeringsgronden vanuit de onderliggende regelgeving van de desbetreffende vergunning.

Het daarop aansluitende eigen onderzoek, naar het zich voordoen van de weigeringsgronden als bedoeld in artikel 3 van de wet, bestaat uit een tweetal stappen:

Stap 1: eigen onderzoek

Controle en analyse van aangereikte informatie/documenten, eventueel extra op verzoek van het bevoegde gezag verzochte informatie, controle en analyse van open bronnen (Kamer van Koophandel, Kadaster et cetera) en gesloten bronnen zoals justitiële documentatiedienst.

Stap 2: een adviesaanvraag aan het Landelijk Bureau Bibob (LBB)

Een advies kan worden aangevraagd als:

  • Na eigen onderzoek vragen blijven bestaan over de persoon van de betrokkene(n) of aan de betrokkene(n) gerelateerde personen zoals bedoeld in artikel 3, vierde lid, van de Wet Bibob;
  • Na eigen onderzoek vragen blijven bestaan over de bedrijfsstructuur;
  • Na eigen onderzoek vragen blijven bestaan over de financiering;
  • De officier van justitie over informatie beschikt die er op duidt dat betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten, die reeds zijn gepleegd, of naar redelijkerwijs op grond van feiten en omstandigheden kan worden vermoed, gepleegd zullen worden, dan kan de officier het bestuursorgaan er op wijzen dat een eigen onderzoek als bedoeld in artikel 7a, eerste lid van de Wet Bibob benodigd is en daarna eventueel het Landelijk Bureau Bibob om advies vragen op grond van artikel 26 van de Wet Bibob;
  • Informatie is verkregen van één van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC;
  • Andere relevante informatie die daartoe aanleiding geeft, bijvoorbeeld wanneer uit eigen ambtelijke informatie blijkt dat hiertoe aanleiding bestaat.

Het Landelijk Bureau Bibob doet vervolgens onderzoek naar uw integriteit en die van uw zakelijke relaties. Dit houdt tevens in dat ook de beslistermijn kan worden verlengd.

Wanneer geen Bibob-toets?

Als dezelfde aanvrager afgelopen 2 jaar al een positieve uitkomst kreeg op een Bibob-toets, dan wordt de toets niet opnieuw uitgevoerd voor een nieuwe aanvraag met ongewijzigde omstandigheden (in bedrijfsstructuur, financiering, zakelijke partners etc.).

Gevolgen voor het besluit naar aanleiding van het Bibob-onderzoek

Een Bibob-advies kan één van de volgende drie conclusies opleveren:

  • Er bestaat geen gevaar dat de vergunning wordt misbruikt voor criminele activiteiten. De vergunning kan in dat geval worden verleend.
  • Er bestaat mindere mate van gevaar. In dat geval kan het gemeentebestuur extra voorwaarden verbinden aan de te verlenen vergunning.
  • Er bestaat ernstig gevaar. Het gemeentebestuur kan de vergunning weigeren of – bij een reeds verleende beschikking – de vergunning intrekken.

Wanneer een minder mate of ernstig gevaar bestaat, dan zal eerst een voornemen gestuurd worden, zodat u uw zienswijze kunt geven op het voornemen. In het definitieve besluit wordt overwogen of uw zienswijze invloed heeft op het uiteindelijke besluit.

Bezwaar maken

Als u het niet eens bent met het besluit, dan kunt u dat bekend maken door schriftelijk bezwaar te maken. Hoe u dat doet, leest u op onze webpagina over bezwaar maken. 

De bezwaarprocedure wordt afgesloten met een beslissing op bezwaar. Het indienen van bezwaar schort de werking van het besluit niet op. Daarvoor dient u een zogenoemd voorlopige voorziening aan te vragen via de rechtbank. Voor meer informatie kijkt u op www.rechtspraak.nl